28 december 1869

28 DECEMBER 2019

Wachtzaal Hofkens: een sociaal knooppunt (deel 2)

De Wachtzaal was in Hoogstraten de ontmoetingsplaats van heel wat verenigingen, inwoners, natte soldaten en iets te vrolijke boeren. Met de keuken als bijzondere ontmoetingsplaats. En de zaal als klaslokaal.

Jan Verheyen: “Ook de mensen van hier kwamen er graag samen bij een pint. Kaarten, biljarten, handboogschieten, kruisboogschieten: hun bezigheid heeft vele namen maar het komt er altijd op neer dat ze allemaal samen nog eens goed in ‘De Wachtzaal’ kunnen buurten bij een schuimend bierglas.”

De schutters

Wanneer ze willen schieten, steken ze de straat over. Daar ligt de mooie tuin van Hofkens, links van het Brouwershuis. Achterin zien we de schietstand staan van de handboog- en kruisbooggiIde. Wat verder naar Minderhout, op de weide aan de hoek van de Molenstraat, zien we een andere kliek jongemannen. Ze noemen zich de ‘mannen van de wip’. Hun wapen: een grote handboog met dubbele trekkracht. Bovenop die paal daar in het midden van de wei ontwaren we een raar ding dat met vederen bedekt is. Dit is de ‘vogel’ die ze proberen te raken met hun pijlen.

De ‘liggende wip’ van die van de gewone handbooggilde vinden ze maar flauw. Neen, geef deze indianen in driedelig pak maar met de ‘staande wip’ als totempaal.

De mannen van de wip in 1920. Vooraan in het midden zit Fons Hofkens met de wip op zijn schoot. Zijn broer Karel zien we uiterst rechts in beeld.

De biljartkeu

Ook de mannen van de biljartkeu kiezen de Wachtzaal als hun trefpunt.

Deze foto uit 1919 toont enkele miliciens die zich amuseren aan de biljarttafel in Hotel Hofkens.

De keuken als ontmoetingsplaats

Er komt veel verschillend volk over de vloer, doch ieder kent zijn plaats. Wanneer Madame Voortman vlees komt halen, laat ze zich niet in het café zien, onder het gewone volk. Neen, zij slaat veel liever een babbeltje aan de keukentafel.

Ook het pastoorke van het Begijnhof komt al eens graag een pintje drinken achter in de keuken. Die keuken van Hofkens! Dat is daar waarlijk de zoeten inval.

De leraars van het seminarie

De leraars van het Seminarie in hun lange zwarte rokken komen eens graag buurten of een kaartje leggen. Niet in het café natuurlijk, neen, hun lokaal is het opkamertje achterin. Daar kunnen ze ongestoord discussiëren met een glaasje wijn in de ene hand en een welriekende sigaar in de andere hand. De heerlijk geurende sigarenwolken van de professors bedwelmen elke toevallige voorbijganger op de trap naar boven.

Behalve in wijn drinken en sigaren roken zijn de professors ook deskundigen in uitgebreid, Bourgondisch tafelen. De feestzaal van Hofkens is de uitverkoren plaats voor hun eetfestijnen.

Met de klas op café

Maar dan komt de tweede wereldoorlog roet in het eten gooien. Wanneer de Duitse bezetters de gemeentelijke jongensschool inpalmen, ziet meester Voet zich genoodzaakt om zijn lessen te geven in Hotel Hofkens, waar men een gedeelte van de zaal omgevormd heeft tot klaslokaal. Dat zullen daar wel plezante lessen zijn!

Tante Wis: soldatenmoeder

Wanneer de Duitsers echter tijdens de tweede wereldoorlog de tramsporen van Hoogstraten naar Meersel-Dreef weghalen, wordt er minder gelachen. Na de oorlog is het voor de Drevenaren wel wennen. Voor de meesten is de fiets het enige vervoermiddel naar Hoogstraten.

Vele miliciens uit Meersel-Dreef die in Hoogstraten de tram (en later de bus) willen nemen naar hun kazerne moeten elke week opnieuw met de fiets naar Hoogstraten. Deze sukkelaars mogen hun fiets bij Hotel Hofkens binnenzetten. Wanneer ze in de winter verkleumd hun druipende fiets binnenrijden, warmen ze zich even op bij de ronkende zwarte kolenkachel in het café.

Tante Wis – die men toen de soldatenmoeder is gaan noemen – drukt hen steeds op het hart om een paar zuivere sokken mee te brengen: “Dan kunt ge uw vuile, natte sokken hier uitdoen en tegen dat ge terug passeert heb ik ze wel gewassen.”

Te vrolijke boeren

In het begin van de jaren ’50 verliest Hoogstraten ook de tramlijn naar Antwerpen en naar Turnhout. Een einde van een mooie tijd. Slechts af en toe kent Hotel Hofkens nog de hoogdagen van weleer.

Bijvoorbeeld tijdens de ‘fokveedagen’. Tijdens die dagen laten de boeren trots hun koeien van het roodbonte Kempisch ras defileren op de weide aan de overkant van de straat. Elke vee-bezitter kijkt al lang van tevoren verlangend uit naar deze dag. Geen wonder dus, dat men die avond tot laat in de nacht vrolijke boeren in ‘De Wachtzaal’ aantreft. En ondertussen hoort men de achtergelaten beesten maar blèten buiten. Ach, het is niet de eerste keer dat er om middernacht een zatte bende boeren en boerinnen met veel geroep en gelach de prijsbeesten nog van de feestweide moet halen!

Gele pudding met Heilig Bloed

Een andere hoogdag die Hoogstraten herinnert aan de luisterrijke vooroorlogse jaren: de Heilig-Bloedfeesten. In de jaren ’50 komen er nog steeds grote groepen bedevaarders naar Hotel Hofkens afgezakt omwille van zijn goede keuken. Heel vaak zijn ze vergezeld van hun pastoor, die meestal een oud-leraar is van het Seminarie. Hetgeen voor de pastoor een herinnering is aan de jaren waarin hij met zijn collega’s wijn dronk terwijl ze over de verschillende kwaliteiten sigaren discussieerden, betekent voor zijn parochianen een aangename onderdompeling in de chique sfeer van dit klasse-hotel.

Corneel Hofkens, de zoon van Karel, herinnert zich nog zo’n groep Antwerpenaren. Eén van hen vraagt op zo’n dag aan Corneel of ze misschien paraffinezakjes hadden (buisvormige ‘zakjes’ ter grootte van een bierglas, waar men vet in bewaarde). Dan kunnen ze daarin de overschot van die overheerlijke gele pudding met kriekensaus in mee naar huis nemen. Een jaar later vragen diezelfde mannen al hij hel binnenkomen: “’t Is toch weer van die gele pudding met krieken als nagerecht. hee?”

Wies Jespers met dank aan De Hoogstraatse Maand.

Jan Verheyen gebruikte voor dit artikel volgende bronnen:
– Bouwaanvragen uit de bundel 1855-1888, bewaard op het Gemeentearchief van Hoogst raten.
– Foto’s uit de verzameling van Neel Hofkens en Liesbeth Hofkens, postkaarten uit eigen verzameling.
– Gesprekken met Neef Hofkens, Liesbeth Hofkens, Jos Adams, Jeanne Bruin en architect Bert Verbeeck.