28 december 1869

28 DECEMBER 2019

Heerle’s Hof: het landhuis van Edouard Jaequemyns

Inleiding

Reeds eerder publiceerden wij op deze over “Het grootgrondbezit in de Noorderkempen” en “Het grondbezit en de realiteit van het klein eigengeërfd boerenbedrijf”.

Samengevat:

De ontwikkeling van het grootgrondbezit in de Noorderkempen situeert zich in de periode 1822-1850.
In
1822 werden de landbouwkolonies opgericht in Wortel en Merksplas goed voor 1.097 ha.(1)
Vanaf
1834 was het vooral de stedelijke burgerij die gronden (956 ha) opkoopt.
De
industriële burgerij verscheen op het toneel bij de verkoop van de gronden (2.390  ha) van de hertog van Salm-Salm in 1845 en 1854.
Een wet van
25 maart 1847 verplichtte de verlieslatende gemeenten hun gemene gronden (1.932 ha) te verkopen.

Zo kwam naast bos- en heidegrond heel wat landbouwgrond in vreemde handen.

Eric Vanhaute:

Ondanks de spotprijzen was de lokale bevolking niet in staat gronden aan te kopen. Dit duidt op de lokale onmacht. Deze onmacht wordt geïllustreerd door het feit dat 1.478 ha, meer dan de helft van de oppervlakte van Meerle, opgekocht werd door de stedelijke en industriële burgerij
Voor de bewoners was dit de eerste confrontatie met de nieuwe industriële samenleving
Het bezitsverlies betekende ook een verlies aan zelfstandigheid.(2)

1. Wie waren deze vreemde kopers?

De stedelijke burgerij

“ In Meerle: enkele Bredase ondernemers en Antwerpse renteniers (3) o.a. Van Delft  en in Hoogstraten: de Antwerpse renteniers  De Bosschaert, de Bailet en Van den Wijngaert
Er is in het begin van de 19de eeuw veel grond opgekocht.
Daarbij is in Hoogstraten, met veel geestelijke instellingen, veel zwart goed (4) van eigenaar veranderd.
Verder zijn  er nog in 1834 De Borrekens in Rijkevorsel, De Merode  in Meer, nijveraar De Fierlant uit Turnhout in Mersplas en Dubus-De Gisignies van Brussel in Minderhout.
De grote meerderheid, zo niet alles van hun bezit, was in 1834 nog erg jong.” (5)

De industriële burgerij

Tussen 1845 en 1854 worden de gronden (2.390 ha) van de hertog van Salm-Salm verkocht. De belangrijkste kopers behoren tot de industriële burgerij met Jaequemyns 240 ha en Voortman 400 ha. (6)

Stijn Cools (7): “In 1844 start Jaequemyns in Heerle een landbouwbedrijf als een private onderneming. De ontginning van de grond gebeurt volgens wetenschappelijke technieken. (…) De uitvoering van het project gebeurde in samenwerking Jean Voortman. Jaequemyns had wel de kennis maar niet de financiële middelen om 1.300 ha heidegronden te ontginnen.” (8)

Over de intrede van de heren Jean Voortman en Edouard Jaequemyns in het dorpsleven van Meerle vonden wij volgend citaat bij Eric Vanhaute (9):

“Beide heren belanden op een zekeren avond in Meerle
Vertrokken des morgens om 5 uren uit Gent per spoorweg  naar Antwerpen, vandaar per malpost (postkoets) op Oostmalle, dan per karken  op Hoogstraten, en tenslotte nog 12 km te voet. 
Na een reis van drie dagen (!) kwamen zij, bij valavond, te Meerle aan.
Na uitgerust te hebben in een herberg, onderzochten ze de volgende dag de verscheidene heiden en kochten een groot aantal ha. Een bouwmeester uit Gent (10) tekende het plan voor een uitgestrekt park met vijver en grote grasperken: men trok nieuwe wegen, bracht prachtige Vlaamse hoeven tot stand.”

Zulke buitenverblijven, vaak met fantasievolle namen, schieten tijdens de laatste helft van de 19de eeuw, in de omgeving van Hoogstraten, als paddenstoelen uit de grond. (11)

Te Meerle: Voortman (kastelen De Rooy en de Jachtrust), Senator Dupret-Bruggeman van Brussel (Sint-Jorisburcht en het bezit van 165 ha.) in 1858 overgenomen van de Bredase ondernemer Eeltiensgeneraal Lauwers (De Elsacker) en baron De Gruben-Dubois met 160 ha in 1878.

Te Minderhout: Rolin (De Broederstede) en Jaequemyns (Heerle’s Hof).

Te Meer vinden wij het kasteel Maxburg van Max Van Den Berghe, die in 1860 1.200 ha koopt met het doel een kasteel annex geneverstokerij te bouwen en op de gronden het benodigde graan te winnen.

Te Hoogstraten en Rijkevorsel: Het 500  ha grote Heesbos was het 18de eeuwse jachtterrein  van de Hoogstraatse hertog Salm-Salm en werd in 1852 verkocht aan de Antwerpenaren J.B.F.F. Lambert  en A.J. Bovie  en in 1878 aan L.P.C. Calmeyn uit Elsene. 

Te Merksplas: In de gemeente Merksplas met de “grote ontginning” (741 ha) van de politicus R. Splingard.

2. Wat waren de motieven voor de aankoop van deze eigendommen?

  • Het bouwen van jacht- en lusthoven.
  • Het verhogen van de grondwaarde door ontginningen en het inplanten van hoeven.
  • Naast de functie van jacht- en lusthof wordt op enkele eigendommen ook een industriële activiteit ontwikkeld: de steen- en pannenbakkerij van Jaequemyns in Minderhout en de geneverstokerij van Van Den Berghe.
  • Het verwerven van politiek macht. Wilde men verkiesbaar zijn voor de senaat moest men tot 1893 2.116 fr belastingen (12) betalen. Aangezien ongeveer drie vierde  hiervan uit grondtaksen bestond was het zaak voor de elite een groot bezit te verwerven. 
Edouard Jaequemyns (1806-1874)
Jaequemyns was gemeenteraadslid te Gent van 1845 tot 1857 en provincieraadslid van 1848-1854. In 1856 was hij liberaal kandidaat- volksvertegenwoordiger maar raakte niet verkozen. In 1857 werd hij wel verkozen tot volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Gent  en vervulde dit mandaat tot in 1870.

  • Het realiseren van een stabiel kredietinstrument door het ontwikkelen van een industriële activiteit. Zie de aanwezigheid van de industriëlen: de Fierlant, Voortman, Jaequemyns, Calmeyn en Van den Berghe.

Het Heerle’s Hof van Edouard Jaequemyns had niet alleen een residentiële functie maar ook een economische functie, met de aanwezigheid op het domein van de “Briqueterie et Tuillerie de Heerle-Minderhout(13), opgericht rond 1850.

Ook de “Handleiding  voor grondeigenaren tot het aanleggen en onderhouden van BOSSCHEN.” van zijn medewerker Jan Frans Desmedt, vader van Alfons Desmedt, duidt op economische activiteit. (14) Met name het winnen van hout voor de steenkoolmijnen en de steenbakkerijen.

Jaequemyns’ steenbakkerij had ook een sociale functie.

Stijn Cools: “Door zijn medeleven met de sociaal-economische problemen van de verpauperde massa, had hij echter ook veel aandacht voor de huisvesting van zijn arbeiders. Verspreid over het domein werden een dertigtal boerenarbeiderswoningen gebouwd die voor die tijd aan vrij hoge comforteisen voldeden. Eén van zijn woningen verkrijgt zelfs  een eervolle vermelding  op een bouwtentoonstelling te Parijs in 1867.” (15)

Van deze woningen  bevinden er zich vandaag nog te Meerle, Heerle nummers 60-62 en te Minderhout, de zogenaamde Vier Uitersten, Heerle nummers 36, 42.

3. Heerle’s Hof

Heerle’s Hof (16) was een cluster van gebouwen: nl. een landhuis met personeelswoning, een hoeve met stallingen en een steenbakkerij.

Het landhuis en de andere gebouwen dateren, volgens kadastergegevens, uit de periode 1863 en 1870 (uitbreidingsfase). 

Het landhuis is gelegen in een uitgestrekt domein bestaande uit een park met vijver, omgeven door weiland, dennen- en loofbossen en doorkruist met dreven, waarvan diverse toegangsdreven tot het domein.

Op het domein bevind zich ook een kapel op het grondgebied Meerle aan de Paddegracht.

Edouard Jacquemyns (1806-1874), scheikundige (17) in de katoenfabriek van de familie Voortman uit Gent werd midden 19de eeuw grootgrondbezitter van een uitgestrekt heidegebied van circa 1300 hectare te Meerle en Minderhout, dat voordien tot het eigendom behoorde van de hertogen van Salm-Salm. 

Een deel van deze “Schor of Schoorsche Heyde” liet hij ontginnen tot vruchtbare landbouwgrond en bossen. 

Een faillissement in de familie Jaequemyns-Rolin leidde tot een grote verkoop in 1891. Een groot deel van de eigendom kwam in 1905 in handen van de familie Arthur Stas de Richelle. 

Arthur Stas de Richelle (1868-1927) en zijn echtgenote Renée de Kerckhove de Denterghem (1875-1952) rechts op de foto.

Volgens de kadasterschetsen werden, tijdens het begin van de 19de – en 20ste -eeuw, zowel het landgoed met de bijgebouwen als de nabijgelegen fabriekssite gestadig uitgebreid en verbouwd.

Voor de fabriekssite rond 1872, 1905 en 1923-1924. 

Ten tijde van de crisis in het tweede kwart van de 20ste-eeuw werd de nijverheid stilgelegd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de fabrieksgebouwen zwaar beschadigd.

In het derde kwart van de 20ste – eeuw werd op Heerle nummer 11 een nieuwe steenfabriek (Desta) opgericht. (18)

Het enige restant van de voormalige fabriek is het ter hoogte van Heike nummer 1 gelegen bedrijfsgebouw (machinehal) uit het eerste kwart van de  20ste eeuw.

Het is een L-vormig bakstenen gebouw onder pannenzadeldak met gebogen en gesegmenteerde muuropeningen. Aanpalende hangars onder hellende daken van golfplaten.

Een bewaarde arduinen steen met inscriptie “J.F.DS. 1869”, verwijst naar Jan Frans Desmedt, beheerder van de goederen van de familie Rolin-Jaequemyns.

De vijver nabij Heerle nummer 42 gaat vermoedelijk terug op een kleiput.

Landhuis

Rechthoekig volume van drie op zeven traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (nok parallel aan de straat, mechanische pannen) met recente dakkapellen en dakvensters, opklimmend tot circa 1863. 

In de jaren 1870 werden zowel zuid- als noordgevel vergroot met centrale uitbouw.

In de loop van de eerste helft van de 20ste eeuw werd de zuidgevel diverse malen verbouwd. Zie in linker uitbouw de arduinen gevelsteen met inscriptie “Etienne Stas de Richelle 1924.”

Minderhout Heike 3

Recentere wijzigingen en aanpassingen in het vierde kwart van de 20ste– eeuw. Beschilderde en/of gecementeerde bakstenen lijstgevels op dito plint en geprofileerde bakstenen daklijst onder houten kroonlijst. 

Smalle oostelijke voorgevel met dubbelhuisopstand. 

Middenrisaliet (19) met inkom, een beglaasde vleugeldeur en een als wapenschild uitgewerkte sluitsteen. Decoratieve uitwerking met pilastermotieven. Onder -meer pilasters met verdiepte panelen, kordonvormende lijsten of lekdrempels. 

Westgevel met gelijkaardige gevelgeleding. 

Lange noordgevel met gecementeerd middenrisaliet van drie traveeën waarvan de opengewerkte uitbouw van één bouwlaag onder afgewolfd dakje en met aansluitend bordes dat teruggaat op een vroegere veranda met daarboven een balkon. 

Zuidgevel met diverse uitbouwen (wolfeinden)  van één tot twee bouwlagen onder plat dak. Gebogen gesegmenteerde  (blinde) muuropeningen met bekronende waterlijst; arduinen lekdrempels. Op de begane grond destijds beluikt nu vernieuwd houtwerk.

Interieur 

Brede gang (parallel aan de noord- en zuidgevel) met houten lambrisering en dito (vleugel)deuren met paneeldecoratie en koperen klinken. De brede gang eindigend op een traphal. Brede houten bordestrap met zware trappaal. 

Vernieuwde vloer. 

Huidige eetkamer met bewaarde aankleding: beschilderde houten lambrisering en dito (vleugel)deuren met paneelwerk; marmeren schouwmantel waarboven fraaie houten kader in rococostijl met blind paneel (vroeger schilderwerk?) en spiegel; eiken parketvloer. PLafond met sober lijstwerk.

Stallingen

Lang gestrekt volume onder (afgewolfde) zadeldaken gebouwd in twee fasen circa 1863 en circa 1870

Bestaande uit een hogere schuur van vijf traveeën met afhang ten zuiden en paardenstallen van zeven traveeën met afhang op standvinken ten noorden.

Beschilderde bakstenen gebouwen op gecementeerde en beschilderde plint; schuur en paardenstallen verankerd. Aanpassingen en verbouwingen circa 1950 en circa 1986, bijvoorbeeld sterk verbouwd gedeelte, heden een overdekt zwembad.

Personeelswoning

Afbeelding met gebouw, buitenshuis, raam, eigendom

Automatisch gegenereerde beschrijving

Dubbelhuis van vier traveeën en twee bouwlagen van circa 1863 met lagere annex van drie traveeën en één bouwlaag van circa 1870.

manke zadeldaken (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen); aanbouw onder lessenaarsdak. Beschilderde baksteenbouw op gecementeerde en beschilderde plint.  Gebogen gecementeerde muuropeningen; vensters met arduinen lekdrempel, op de begane grond oorspronkelijk beluikt, op de bovenverdieping met paneeldecoratie en bekronende kordonvormende waterlijst.

Hoeve

Rond 1863 gebouwd en in 1870 uitgebreid tot een quasi gesloten geheel.

In de 20ste-eeuw werden diverse onderdelen afgebroken. 

Links de waterput. 

Ten zuidwesten karrenhuis van drie traveeën onder wolfsdak,

nok loodrecht op woonhuis, Vlaamse pannen. Deels met beschieting, deels van baksteen ankerbalkgebinte, in zuidmuur verankerd. 

Woonhuis

Woonhuis van negen traveeën en één bouwlaag onder afgewolfd zadeldak (nok loodrecht op de straat, Vlaamse pannen). 

Een vervallen aanbouw onder zadeldak aan de westgevel, sporen van een aanbouw aan de oostgevel. Aanpalend parallel gelegen lager schuurtje van vijf traveeën onder afgewolfd dak.

Afbeelding met gebouw, buitenshuis, zwart-wit, huis

Automatisch gegenereerde beschrijving

Tenslotte …

Afbeelding met kleding, gebouw, persoon, buitenshuis

Automatisch gegenereerde beschrijving

Wie is wie? 

Van links naar rechts …

Priester August Desmedt, naast hem  onbekende priester, voor hen Raf Desmedt, achteraan Gust Desmedt gedragen door en onbekende persoon, Alfons Desmedt en zijn moeder Louiza Sterkens met voor haar, Maria, José en Annie Desmedt, achteraan naast Louiza Sterkens, Bert Desmedt gedragen door priester Albert Desmedt, vooraan gezeten grootmoeder Hofkens en grootvader Alfons Desmedt, achter hen onbekende persoon met baard en naast hem priester Rene Desmedt met pijp.

Aan de  deur vindt men een “plakkaat” van het agentschap dat gerund werd door Alfons Desmedt en later door zijn zoon Jozef Desmedt.

Kapel H. Hart

Kapel uit het vierde kwart van de 19de eeuw – eerste kwart van de 20ste eeuw, gelegen aan een dreef palend aan het domein van het “Heerle’s Hof“. Vermoedelijk gebouwd door de toenmalige eigenaar,  van het domeingoed.

Rechthoekig bakstenen gebouwtje onder zadeldakje (nok parallel aan de straat, kunststeen) met verwerking van arduin en zandsteen voor kraag- en dekstenen, dorpels, plint en treden. Voor- en achtergevel uitgewerkt met een puntgeveltje op kraagstenen; zijgevels met steunberen. Voorgevel met plint, een spitsboognis in kwartholle omlijsting en een gevelsteen met Mariamonogram.

Wies Jespers

Voetnoten:

(1) Eric Vanhaute, De invloed van de groei van het industrieel kapitalisme en van de centrale staat op een agrarisch grensgebied in de 19de -eeuw (1750-1910), p. 87

(2) Eric Vanhaute, ibidem, p.90-95.

(3) Een rentenier was, vooral in de 18e en 19e eeuw, iemand die zo kapitaalkrachtig was dat hij niet meer hoefde te werken. Soms vervulde de rentenier de functie van bankier. Dan was hij geldschieter voor burgers die, bijvoorbeeld, een onderneming wilden beginnen of uitbreiden. Soms betreft het een persoon die een familiebedrijf heeft opgebouwd en dit op betrekkelijk jonge leeftijd verkoopt, zodat hij kan gaan rentenieren. 

(4) Zwart goed: tijdens de Franse Revolutie verbeurd verklaard en openbaar verkocht kerkelijk bezit.

(5) Eric Vanhaute, De invloed van de groei van het industrieel kapitalisme en van de centrale staat op een agrarisch grensgebied: de Noorderkempen in de 19de eeuw, p.87

(6) Eric Vanhaute, ibidem, p.88

(7) Stijn Cools, Edouard Jacquemynd’ landbouwproject ‘Heerle’ (1845-1891), p.11-13.

(8) Stijn Cools, ibidem, p.12-13.

(9) Eric Vanhaute citeert uit J.E. Jansen en L. Van Neuten “Meerle door de eeuwen heen.” p.10.

(10) Over deze bouwmeester: zie het artikel “De 165-jarige geschiedenis van een steenbakkerij in Heerle: van de “ Briqueterie et Tuilerie de Heerle Minderhout” tot … “Desta”, op www.alfonsdesmedt.be, meer bepaald de paragrafen 1.5 en 1.6. Was het “een” Van Rysselberghe of overgrootvader Jan Frans Desmedt?

(11) Eric Vanhaute, ibidem, p. 93-94

(12) CIJNSKIESRECHT: Bij het ontstaan ​​van België in 1830 is de heersende mening dat niet zomaar iedereen een beroep kan doen op het stemrecht. Om te kunnen kiezen moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen en over bepaalde bekwaamheden beschikken. Daarom kiezen mannen in 1830 voor cijnskiesrecht: enkel wie belastingen betaald, mag stemmen

(13) Zie www.alfonsdesmedt.be “ De 165-jarige geschiedenis van een steenbakkerij in Heerle: van de ‘Briqueterie et Tuilerie de Heerle Minderhout’ tot… ‘DESTA’.

(14) Het document dat wij terugvonden in het archief van Alfons Desmedt draagt als titel: “Handleiding voor grondeigenaren tot het aanleggen en onderhouden van BOSSCHEN.” door J. F. DESMEDT, beheerder van landeigendommen. Ter verspreiding afgestaan aan Johanna van Aalst, Breda – J.J. VAN TURNHOUT – Boekhandel.

(15) Stijn Cools, Edouard Jacquemyns’ landbouwproject ‘Heerle’ (1845-1891), p.21

(16) Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel – Turnhout. Auteurs: De Sadeleer Sabine. Datum: 2020

(17) Voor de biografie van Edouard Jaequemyns zie www.alfonsdesmedt.be.

(18) Zie www.alfonsdesmedt.be “De 165-jarige geschiedenis van een steenbakkerij in Heerle: van de ‘Briqueterie et Tuilerie de Heerle Minderhout’ tot… ‘DESTA’”

(19) Een risaliet of risalerend geveldeel, ook wel gevelvoorsprong, is het gedeelte van de gevel dat over de volle hoogte naar voren springt ten opziche van de rest van de gevel.

(20) Afgewolfd is de term die gebruikt wordt wanneer het uiteinde van de nok van een zadeldak is afgeschuind. Meestal worden de beide uiteinden afgewolfd. Deze dakdelen heten wolfseinden.

(21) Standvinken is een term uit de bouwkunde: met name een steunbalk, waarop balken of andere zware lasten rusten.

(22) Afgewolfd dak: Afgewolfd is de term die gebruikt wordt wanneer het uiteinde van de nok van een zadeldak is afgeschuind. Meestal worden de beide uiteinden afgewolfd. Deze dakdelen heten wolfseinden (wolfeinden).